Inleiding
Siliconen borstimplantaten bevatten vaak pyrogene amorfe nano silica, soms behandeld met trimethylsilyl-groepen, als vulstof om mechanische eigenschappen te verbeteren. Hoewel siliconenpolymeren veel zijn onderzocht, is er weinig aandacht voor de langetermijneffecten van nano silica, vooral na degradatie in het lichaam. Op basis van beschikbare wetenschappelijke literatuur wordt gesuggereerd dat pyrogene nano silica mogelijk een pro-inflammatoire respons kan veroorzaken, T-cellen kan activeren en een potentiële bijdrage kan leveren aan Breast Implant-Associated Anaplastic Large Cell Lymphoma (BIA-ALCL), een zeldzaam T-cel-lymfoom, en andere klachten zoals Breast Implant Illness (BII). Deze samenvatting presenteert de belangrijkste bevindingen en benadrukt de noodzaak van verder onderzoek.
Belangrijke bevindingen uit de literatuur
- Toxiciteit van pyrogene nano silica voor macrofagen:
- Zhang et al. (2012) suggereren dat pyrogene amorfe silica (fumed silica) toxischer kan zijn voor macrofagen dan kristallijne silica (zoals Min-U-Sil), door drieringen (3MRs), hoge concentratie geïsoleerde silanolgroepen, en kettingachtige aggregaten, die mogelijk membraanverstoring veroorzaken. Pyrogene silica lijkt het NLRP3-inflammasoom te activeren, wat kan leiden tot IL-1β-secretie, erytrocytenhemolyse, en celdood. Thermische behandeling kan de toxiciteit verminderen door silanolreductie, terwijl hydratatie de toxiciteit gedeeltelijk kan herstellen, wat relevant is voor implantaatdegradatie. Verdere studie is nodig om deze effecten te bevestigen. (Bron: Zhang, H., et al., 2012, Journal of the American Chemical Society).
- Davies et al. (ASTM STP 732) vonden dat pyrogene silica en gemicroniseerde silicagels mogelijk even cytotoxisch zijn voor macrofagen als kristallijne silica, door lysosomale schade en oxidatieve stress. Dit suggereert dat pyrogene silica pathogeen kan zijn na langdurige blootstelling, zoals bij implantaten, maar meer in vivo-onderzoek is nodig. (Bron: Davies, R., et al., ASTM STP 732, (Effects of Synthetic Silicas on Mouse Peritoneal Macrophages In Vitro).
- Mogelijke associatie met lymfomen in dierstudies:
- IARC Monograph 68 (1997) meldt dat kristallijne silica in proefdieren lymfomen veroorzaakte, oorspronkelijk histiocytair lymfoom genoemd, maar later geclassificeerd als anaplastisch grootcellig lymfoom (ALCL). Dit suggereert dat silica mogelijk T-cel-maligniteiten kan bevorderen via chronische immuunstimulatie. Monograph 68 behandelt pyrogene silica beperkt, maar aanwijzingen voor toxiciteit suggereren dat vergelijkbare effecten mogelijk zijn. (Bron: IARC Monograph 68, 1997).
- Potentiële T-cel-activatie en CD30-expressie:
- De Rat Genome Database meldt dat siliciumdioxide de expressie van TNFRSF8 mRNA (coderend voor CD30) verhoogt in ratten. CD30 is een marker voor geactiveerde T-cellen en een kenmerk van BIA-ALCL, wat een mogelijke rol van silica in T-cel-activatie suggereert. (Bron: Rat Genome Database).
- Mogelijke synergie met biofilms en LPS:
- Biofilms op getextureerde implantaten, vaak met gramnegatieve bacteriën zoals Ralstonia spp., produceren lipopolysacharide (LPS), dat TLR4 kan activeren en cytokineproductie kan versterken. De combinatie van pyrogene silica en LPS kan mogelijk een pro-inflammatoire respons versterken, die T-cellen activeert en CD30-opregulatie bevordert.
- Degradatie van trimethylsilyl-behandelde silica:
- Trimethylsilyl-behandelde pyrogene nano silica, gebruikt in siliconenimplantaten, heeft een hydrofoob oppervlak dat de toxiciteit mogelijk verlaagt door silanolgroepen te maskeren. Bij degradatie (door veroudering, oxidatie, of lichaamsvloeistoffen) kan de coating verloren gaan, waardoor silanolgroepen worden blootgesteld en de toxiciteit mogelijk toeneemt, vergelijkbaar met onbehandelde pyrogene silica. Zhang et al. suggereren dat oppervlaktemodificaties de toxiciteit beïnvloeden, maar specifieke effecten van TMS-behandeling vereisen verder onderzoek.
Hypothese: Potentiële bijdrage aan BIA-ALCL
De literatuur suggereert dat trimethylsilyl-behandelde pyrogene nano silica, na degradatie uit siliconen borstimplantaten, mogelijk een pro-inflammatoire respons kan veroorzaken die T-cellen activeert en een potentiële bijdrage kan leveren aan BIA-ALCL. Dit zou kunnen gebeuren via:
- Macrofagentoxiciteit: Vrijgekomen nano silica kan macrofagen beschadigen, wat mogelijk leidt tot NLRP3-activering, ROS-productie, en IL-1β-secretie, resulterend in chronische ontsteking.
- Mogelijke synergie met LPS: LPS uit biofilms kan de immuunrespons versterken via TLR4, wat antigeenpresentatie en cytokineproductie bevordert.
- T-cel-activatie: De pro-inflammatoire micro-omgeving kan T-cellen activeren, wat mogelijk leidt tot CD30-opregulatie.
- Mogelijke lymfomagenese: Chronische T-cel-stimulatie, mogelijk in combinatie met genetische/epigenetische veranderingen, kan bijdragen aan CD30-positieve, ALK-negatieve BIA-ALCL.
Daarnaast kan nano silica mogelijk bijdragen aan Breast Implant Illness (BII) door systemische ontstekingsreacties.
Lacunes en ethische zorgen
- Gebrek aan specifieke studies: Er zijn geen directe studies naar trimethylsilyl-behandelde nano silica in implantaten, ondanks aanwijzingen voor toxiciteit van pyrogene silica.
- Onderschatting van additieven: Fabrikanten en regelgevers richten zich op siliconenpolymeren, niet op additieven zoals nano silica, die zelden worden vermeld.
- Onvoldoende post-market surveillance: Langetermijneffecten worden niet systematisch onderzocht, waardoor patiënten mogelijk risico’s lopen.
- Gebrek aan transparantie: Patiënten en artsen zijn vaak niet op de hoogte van nano silica, wat informed consent ondermijnt.
Conclusie
De literatuur suggereert dat pyrogene nano silica, na degradatie van siliconen borstimplantaten, mogelijk een pro-inflammatoire respons kan veroorzaken die T-cellen activeert en een potentiële bijdrage kan leveren aan BIA-ALCL en BII. De toxiciteit van pyrogene silica voor macrofagen, mogelijke associatie met ALCL in dierstudies, en verhoogde CD30-expressie ondersteunen deze hypothese. Mogelijke synergie met LPS uit biofilms kan deze effecten versterken. Het gebrek aan onderzoek naar nano silica in implantaten is een ernstige lacune, die dringend aandacht vereist.
Aanbevelingen
- Onderzoek: Stimuleer studies naar de immunotoxiciteit en mogelijke carcinogene effecten van trimethylsilyl-behandelde nano silica in implantaten.
- Transparantie: Verplicht fabrikanten om alle componenten van implantaten te specificeren en te testen.
- Post-market surveillance: Implementeer systematische follow-up van implantaatpatiënten.
- Patiëntvoorlichting: Informeer patiënten over mogelijke risico’s van additieven.
Bronnen
- Zhang, H., et al. (2012). Processing pathway dependence of amorphous silica nanoparticle toxicity: colloidal vs pyrolytic. Journal of the American Chemical Society.
- Davies, R., et al. (ASTM STP 732). Health Effects of Synthetic Silica Particulates.
- IARC Monograph 68 (1997). Silica, Some Silicates, Coal Dust and para-Aramid Fibrils.
- Rat Genome Database (gegevens over TNFRSF8 mRNA-expressie).
Disclaimer:
De informatie op deze website is bedoeld voor informatieve doeleinden en is gebaseerd op zorgvuldig verzameld wetenschappelijk onderzoek. De besproken onderwerpen en hypothesen zijn nog niet algemeen erkend binnen de medische gemeenschap. Wij zijn geen artsen en geven geen medisch of juridisch advies. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan de inhoud van deze website. Stichting SVS aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele gevolgen, schade, klachten of juridische procedures voortvloeiend uit het gebruik van deze informatie.